Karaffen
Het karaferen/decanteren van rode en witte wijnen, soms ook van rosé, is wat mij betreft vrijwel altijd de moeite.
Stel je voor, je hebt een jaar of tien, vijftien in een jampot gezeten, dan wil je, wanneer je eruit mag, wel even de benen strekken.
Decanteren kan meerdere doelen dienen. Om te beginnen het beluchten van de wijn, om de aroma’s tot expressie te laten komen, dat is belangrijk voor álle wijnen. Verder het verwijderen van een depot, omdat dit anders door de fles heen wolkt wanneer van glas tot glas wordt uitgeschonken; meer relevant voor rood dan wit.
Wanneer het depot verwijderd is en de wijn voldoende belucht, dan kan deze ook terug in de fles. Dit ken ik als de Meeuwis–treatment, omdat ik het Commandeur Meeuwis als eerste zag doen. Het leuke is, dat iedereen de fles dan voorbij ziet komen. De meer principieel ingestelden onder ons schenken de wijn terug door een glazen trechter, liever geen plastic en zeker geen metaal. Ik gebruik daarvoor antiek laboratoriumglas (zie de stevige knaap achteraan op de foto, ideaal voor magnums).
De wijn kan gelijktijdig ook gekoeld worden. Zie de karaf Frio, tweede van links. In het bakje gaat ijs (en altijd ook water voor een betere distributie) en het bakje gaat onder de karaf. Heel effectief, vooral in de zomer, voor wit èn rood.
Oudere wijnen (wat mij betreft vanaf zo’n 20 jaar) kun je beter níet decanteren, omdat de wijn fragiel kan zijn en door te heftige beluchting en vrije val buiten adem kan raken. Als je tóch eerst van het depot af wil kan dat. Ik gebruik daarvoor een van de rijzige slanke knapen (derde en vierde van rechts) op de foto. Daarmee schenk ik niet, maar vloei ik. Dat wil zeggen: de karaf bijna geheel plat op zijn kant en dan heel langzaam en voorzichtig schenken, de karaf steeds iets meer oprichtend. Dan meteen kalm uitschenken (niet terug in de fles).
Over de karaffen:
De meest linker is een kristallen karaf van Domaines de Rothschild (wapen op het glas en de doos), handgemaakt door de ‘Cristallerie Royale de Champagne’ in Bayel. Het is een zogenaamde “Marine”-karaf: een brede platte bodem (‘platbodem’ past beter in de sfeer) waardoor de karaf overeind blijft als het schip zwabbert. Met historisch besef schenk je hem uitsluitend met de linker-hand uit, als gebaar jegens Admiraal Nelson (het model zou uit zijn tijd stammen), die immers zijn rechter-arm verloor (in de slag bij Santa Cruz de Tenerife).
Rechts van de Frio, een zeer fijn model van Riedel in drie formaten: 0,375, 75cl en 150cl (half, heel en magnum dus). Het grappige aan het ontwerp is, dat bijna niemand bij eerste kennismaking juist taxeert wat de inhoudsmaat is. Ze lijken veel kleiner dan ze zijn. Maar de vloeistofspiegel komt precies uit op het breedste punt. Perfect, wel een tikje kwetsbaar.
Daarnaast rechts de ultieme karaf in gebruiksgemak en veelzijdigheid. Dit is een heel simpel en betaalbaar model, met een kleine ziel in de bodem, waardoor je hem heel goed kan hanteren: duim bovenop en rest van de hand eronder. Moet iedereen in zijn instrumentarium hebben en eigenlijk volstaat het ook.
Rechts van de al besproken stramme hoge jongens staat (wat minder goed zichtbaar) een karaf die het goed doet bij Engels(talig)en, omdat het een gestileerde uitvoering is van de traditionele ‘pint‘, waarmee de melkboer aan de deur komt. Design: wijnschrijver Olly Smith (verkrijgbaar bij Around Wine in Londen). Past mooi in de ijskastdeur, naast de melk.
Uiterst rechts de meest grote extravaganza: de speciale karaf van Billecart Salmon voor de millésimé Champagnes, die wat moeilijker opvoedbaar zijn. In twee maten: 75cl en 150cl.